GKB week 43-2019
VERGANKELIJKHEID
Henk Pol
De herfst laat zien hoe vergankelijk alles is: bladeren kleuren, en sterven af; rozen bloeien minder uitbundig; bloemen worden steeds kleiner, totdat bloei uitblijft; de hortensia kleurt naar het rood van sedum. Herfst herinnert ons aan sterven, vergankelijkheid. De wet van de natuur is de wet van de cirkel: opgaan, blinken en verzinken. In Genesis 11 wordt dat bijna spreekwoordelijk benoemd: een mens wordt geboren, verwekt een zoon, leeft en sterft. Dat Sarah onvruchtbaar is, is meer dan biologische info. Wil in de natuur geschiedenis gemaakt worden, dan zullen woorden van God moeten klinken. Daarom staat er geschreven: en God sprak tot Abraham (Gen. 12:1)
Begin november
Dan viert de kerk Allerheiligen, Allerzielen (op 1 november, resp. 2 november), dagen, geleend van de Rooms-Katholieke traditie, dagen die vergankelijkheid lijken te verkondigen. Bijna als een memento mori, gedenk te sterven. Toch is dit niet de oorspronkelijke achtergrond. In een meer traditionele Rooms-Katholieke geloofsleer was Allerheiligen een viering ter ere van alle heiligen, een ieder die in de hemel is. Het ging in eerste instantie om martelaren (oorspronkelijk gevierd op de eerste zondag na Pinksteren). In de negende eeuw werd het feest verplaatst naar 1 november en kregen de martelaren gezelschap van andere heiligen, mensen met een voorbeeldige christelijke levensstijl. Allerzielen sluit aan op dat feest, dan valt de aandacht op alle gelovigen. Zij verblijven nog in het vagevuur. Er zal nog iets moeten gebeuren voor zij hemelingen zijn. Vanaf de 10eeeuw wordt er voor de doden een mis gelezen. Deze geschiedenis ligt nu buiten ons gezichtsveld. Met de hemel hebben velen moeite, laat staan met het vagevuur. De gedachte dat het bij Allerzielen om alle gelovigen gaat en dat er een verbinding met de dood is, blijft hangen.
Religieuze feesten en gedenkdagen
De meeste van onze feesten hebben meerdere aspecten. Vaak speelt de natuur een rol. Daarbij gevoegd: een godsdienstige inhoud. Voorbeeld: ons kerstfeest, midden in de winter, nabij de kortste dag. Symbolen en liederen verwijzen naar het donker, naar terugkeer van het licht, naar verlangen naar nieuw leven. Jezus wordt geboren vanuit en in het donker. Hij is het nieuwe licht, Licht der wereld. Christelijke feesten combineren natuur en godsdienstige inhoud. De kerstboom staat naast de kribbe (voederbak). Joodse feesten hebben een dimensie die wij niet kennen. Een moment uit de (godsdienstige) geschiedenis koppelt zich aan natuur en godsdienst. (zie verder, W. Zuidema, Gods partner. Ontmoeting met het jodendom, Baarn 1977, blz. 110).
Paulus
Hij schrijft zijn brieven naar antieke gewoonte: begin met introductie van zichzelf, daarna aan wie hij schrijft, en dan de goede wensen. Mooi voorbeeld: Romeinen 1, een brief aan de gemeente in Rome die Paulus niet persoonlijk kent. Zes verzen heeft hij nodig om zichzelf te typeren als dienstknecht van Jezus Christus. In vers 7 noemt hij de leden van de gemeente ‘geroepen heiligen’ en wenst hen genade en vrede toe. M. n. dat aanduiden van die gemeenteleden als heiligen is in het verband van dit artikel interessant. Elk lid kan heilige genoemd worden. Om heilige te zijn is geen bijzondere kwalificatie nodig. Zelfs het zijn van een groot voorbeeld in leven en geloof is niet noodzakelijk om als heilige aangeduid te worden.
Gedenken van hen die ons zijn voorgegaan
In Protestants Nederland wordt op verschillende momenten aandacht besteed aan hen die in de kring van de gemeente gestorven zijn.
Een eerste moment: dienst van Oudejaarsavond, gekenmerkt door weemoed vanwege vergankelijkheid. Merkwaardig trouwens, omdat Oudejaarsavond als markering van het eind van het kalenderjaar midden in de kerstkring valt. De volgende dag, 1 januari, is in de kerk niet alleen Nieuwjaarsdag, veelmeer het feest van de naamgeving van het Kerstkind.
Een tweede moment: de laatste zondag van het kerkelijk haar, tegenwoordig veel gebruikt. Werd op de Oudejaarsavond sterven en vergankelijkheid beladen met een sfeer van weemoed, de laatste zondag benadrukt ‘eeuwigheid’. Daarom heet deze zondag wel ‘Eeuwigheidszondag’. De laatste drie zondagen van het kerkelijk jaar (dit jaar 10, 17 en 24 november) worden zondagen van de voleinding genoemd. Het laatste, het eschaton, komt in het vizier: in de Rooms-Katholieke traditie sinds de twintigste eeuw het feest van Christus Koning geheten. Het gedenken van onze gestorvenen op deze zondag geeft het sterven een ondertoon van glorie. Soms worden de gestorvenen gezien als hemelingen. Dat kan troost bieden. Maar het betekent ook dat zij niet meer bij ons leven horen. Hoezeer sterven ook afscheid is, het betekent zéker niet dat zij uit ons leven verdwenen zijn. Integendeel. Ze zijn nog steeds maar al te vaak aanwezig in ons leven, zij het dan onder de aanwezigheid van het gemis. Het zien van onze gestorven geliefden onder het voorteken van glorie en van het laatste kan troostrijk, maar ook onbarmhartig zijn. Het gemis mag niet buiten beschouwing blijven. Juist omdat wij – om een woord van Dietrich Bonhoeffer te citeren – niet leven in het laatste, maar in het voorlaatste.
Dat brengt ons bij een derde moment van gedenken: de eerste zondag van november, in de buurt van Allerheiligen en Allerzielen. Dit moment benadrukt vergankelijkheid en gemis (sterven) maar ook blijvende verbondenheid. Wij weten ons verbonden met hen die ons voorgingen. Zij blijven inspireren. Ondanks gemis kunnen dankbare herinneringen de boventoon voeren. Begin november: moment waar dood en leven elkaar raken. Misschien het overwegen waard: in de kring van de gemeente op de eerste novemberzondag de namen noemen van hen die gestorven zijn.
Henk Pol (Zuidhorn) is emeritus predikant; hij is lid van het redactieteam