GKW week 49-2019

07-12-2019

In de ontvangmodus

Harmen Jansen

Hoe zal ik u ontvangen, hoe wilt gij zijn ontmoet? Zo begint een bekend adventslied. Advent wil ons in de ontvangstmodus zetten. Het juiste antwoord op de vraag zou wel eens kunnen gaan over lege handen. Het kan van onverwachte zijde zijn, op een onverwacht moment in ons leven, in onverwachte gestalte, dat God ons iets in de schoot of in de handen wil leggen, zeggen de verhalen.

Geven is goed
Ontvankelijkheid is niet onze sterkste kant. ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ is volgens Handelingen 20 vers 35 zelfs een woord van de Heer Jezus zelf. En we staan dus graag in de geef- en de doe-modus. We zijn blij dat onze kerk scoort met mooie cijfers als het gaat om de inzet om armoede te bestrijden en het op de been zetten van vrijwilligers in het kader van de samenredzaamheid. Dat is mooi.
En dit vermogen om te geven zou zelfs nog wel meer onderkend mogen worden. Een mooi voorbeeld gaf een best al bejaard gemeentelid me pas. Ze was ingegaan op de uitnodiging voor een nieuw initiatief om ouderen achter de geraniums vandaan te krijgen. Uit zorg over hen was er gesubsidieerd en wel een ontmoetingsplek vóór hen georganiseerd. Maar ze merkte dat ze bijna alleen was op komen dagen. Waarop ze besloot om zichzelf aan te melden als vrijwilliger in het verpleeghuis voor wekelijks een uurtje koffieschenken! Ze kon nog wat. En vanaf dag 1 had ze bijzondere ontmoetingen.

Zalig zij die kunnen ontvangen
Maar het tegenovergestelde is ook waar. Bij menigeen raakt Leiden in last als plotseling de dag aanbreekt van grote afhankelijkheid van de zorg van anderen inclusief hún regie over jouw bestaan. En stil moeten zitten met de handen over elkaar in de ontvangstmodus van het gebed, de meditatie en het luisteren naar een overweging is voor menige actieveling een grote straf. De titel van deze bijdrage werd me aangereikt op ziekenbezoek. Ongevraagd kreeg het leven een andere wending. Voor een tijd een dikke streep door allerlei belangrijke taken en werkzaamheden in de agenda. Hoe is dat dan? Ontroerend en verrijkend om te merken hoeveel warmte, waardering, uitingen van vriendschap en verbondenheid er naar je toe kunnen komen. Er moest wél een knop worden omgezet, om dit te kunnen waarderen.
Advent vieren is oefening in zulke ontvankelijkheid. Van een Andere Zijde komt hulp, aandacht, zorg. Alleen zo is er toekomst. Einde menselijke zelfredzaamheid. We moeten ons willen laten bijsturen en corrigeren. De boodschap is ‘onverdiende genade’. Of we ook ons potje liefde maar willen laten bijvullen. Of we anderen toe willen laten waarmee het God belieft ons leven ter hand te nemen. Het kan in de gestalte zijn van een lief kind dat onvermoede talenten bij ons komt losmaken, maar ook in de gestalte van een chirurg die een pijnlijke ingreep pleegt of de zuster die een zak chemo naast het bed komt hangen.

Overgiving
Sommige mensen geven te lang, te vaak en te veel. Ze worden overvraagd.
Een Engelse term daarvoor is overgiving. De hoeveelheden cadeaus waarmee kinderen worden overladen kunnen te overstelpend zijn. De verleende mantelzorg kan te fanatiek zijn, zodat er geen ruimte is voor andere kinderen om ook nog iets voor moeder te betekenen. En de eindeloze inspanningen ook na het verstrijken van de ambtstermijnen om de gemeente overeind te houden kan elke verandering tegenhouden. Voor wie en waarom al onze ijver? Is dat echt wat de ander – de ouder, of het kind, de kerk en God zelf – van ons nodig heeft? 

Boodschap hebben áán anderen
Meer ontvankelijkheid kan ook de missonaire ijver ten goede komen – of het schuldgevoel over het gebrek eraan. ‘We hebben goud in handen’ riep het hoofd van de afdeling missionair werk van onze Kerk bij zijn laatste toespraak voor de synode. Al jarenlang is het een soort mantra dat we meer over ons geloof moeten praten en meer uitdelen van de kostbare schat die God aan ons heeft toevertrouwd. Maar er klopt iets niet aan het beeld dat ‘wij van de kerk’ degenen zijn die iets kostbaars hebben en dat ‘zij’ die niet van de kerk zijn, dan de ontvangers zouden moeten worden. Veel mensen zitten helemaal niet op zo’n vrijgevige kerk te wachten. Ze hebben geen boodschap aan de verhalen van christenen over hoe de wereld ontstaan is en waar die heen gaat of hoe de samenleving vormgegeven zou moeten worden. Ondertussen hebben ze misschien heel interessante antwoorden op de vraag hoe zij in het leven staan, waar zij blij, verdrietig, bang of hoopvol van zijn. Een ontvankelijke kerk verwelkomt mensen in de verwachting dat zij misschien óók wat weten over mens zijn, hoop en verlangen. 

Ontvankelijk als een kind
Op kerstmis blijkt God zelf ontvankelijk te zijn! God krijgt gezicht en gestalte in de vorm van een kwetsbaar kind. Het is ontvankelijk voor mirre, wierook en goud. Het wil wel verzorgd, verwarmd, gekoesterd, gevoed worden. Het wil opgevoed worden met verhalen die het nog niet kent. En een leven en een kruisdood later gaat het over gevangenen, ontheemden, arme uitgeklede naasten, zieken. In hún ontvankelijkheid zijn zij vervolgens zijn aanwezigheid: de aanwezigheid van de Messias. Wie redt hier dan wie? Wie is de gever, wie de ontvanger?

Advent vieren is een oefening in ontvankelijkheid voor wat er van ‘de andere kant’ op ons toekomt. Zijn we er klaar voor?     

Lees verder

GKW week 47-2019

23-11-2019

De laatste zondag

Klaas Pieterman

De voltooiing
Er zijn zo veel laatste zondagen in een mensenleven. En altijd als je aan zo’n laatste zondag terugdenkt, overvalt je de weemoed. Of soms komt het verdriet weer boven. Of toch ook: het geluk van toen golft zacht door je lichaam.
De laatste zondag van het kerkelijk jaar is anders, die laat je niet achterom kijken, maar juist vooruit, naar de voleinding, wanneer alles is voldragen en voltooid.
Het kerkelijk jaar eindigt eind november. En op de Eerste zondag van Advent begint het nieuwe kerkelijk jaar.
Ooit was het anders. In ‘december‘ hoor je het getal 10; denk aan decimeter, decameter, decibel. November is de negende maand, oktober de achtste, denk aan octaaf en octopus. De elfde maand is januari, de twaalfde is februari. In een schrikkeljaar wordt de extra dag daarom ook toegevoegd aan de laatste maand: februari. Toen deze telling in zwang was, begon het nieuwe jaar op 1 maart. Het had gekund dat het kerkelijk jaar met Pasen begon, het grote feest van de opstanding, nieuw leven.
Maar zo is het niet gelopen. Kerstfeest werd het bijzondere feest van God die incognito onder mensen komt wonen, in de gestalte van een mens. Het werd vastgesteld op 25 december. Het Kerstfeest heeft uiteindelijk de Nieuwjaarsdag naar zich toe getrokken: Nieuwjaarsdag valt op de Achtste Kerstdag, de dag waarop de naam van het kerstkind hardop werd uitgesproken (Lucas 1,21).
Toen het aantal Adventszondagen op vier werd gesteld, vielen de laatste zondagen van het kerkelijk jaar half november. Dat is als het buiten gruwelijk kan stormen, takken van bomen knappen en pannen van het dak af vliegen. Net dan leest de kerk van de voltooiing.
Niets is echt af en volmaakt. En aldoor weer worden dingen vernield, mensen gekneusd, dieren, planten en bomen beschadigd. En toch wordt het ons aangezegd dat wij toeleven naar de voltooiing van alles.

De verwachting
Van de laatste zondag van het kerkelijk jaar naar de Advent is een overgang die geen overgang is. De laatste zondag helpt ons te verwachten dat ooit alles zal zijn voltooid. Maar Advent is toch ook verwachten. Het is verleidelijk om in de Adventstijd te luisteren naar Israëls profeten die de Messias verwachten en dan op het Kerstfeest te zingen van ‘Davids Zoon, lang verwacht, is geboren in Betlehems stal’. Alsof daarmee aan de verwachting een einde gekomen is.
Mét Israël verwachten wij de Messias, alleen noemen wij zijn komst Wederkomst.

Totenfest
In mijn oude Lutherbijbel van 1906 staat bij het leesrooster de aantekening (vertaald): Op de zondag waarop het Totenfest gevierd wordt, worden de lezingen aangehouden die aangegeven zijn voor de 27ste zondag na Trinitatis.
Die lezingen zijn: Matteüs 25,1-13 en II Thessalonicensen 5,1-11. Luther heeft in zijn leesrooster geen lezingen uit het Oude Testament. Maar wat opvalt, is de naam Totenfest. Die aanduiding voor de laatste zondag van het kerkelijk jaar komt van de Pruisische koning Frederik Willem III. Die bepaalde in 1816 dat in zijn gebied de laatste zondag een ‘algemeen Christelijk feest ter herinnering aan de overledenen’ moest zijn. En tegelijk was deze dag een herdenking van de gesneuvelde soldaten. Omdat wij bij ‘feest’ niet meer denken aan ernst, plechtigheid en stemmig zwarte kleding, wordt de laatste zondag nu ook wel Ewigkeitssonntag genoemd, de gangbare naam voor deze zondag. Overigens zijn er meer momenten in de kerkdienst waarin wij denken aan hen die van ons zijn heengegaan. In de voorbeden, ook bij het avondmaal als het tafelgebed gebeden wordt ‘samen ook, lieve God, met onze doden die wij uit handen hebben moeten geven en die wij voor U en voor elkaar gedenken.’ (Dienstboek p. 238).

Hoe ras of traag de tijd verdwijnt
De tijd verstrijkt niet alleen, ze verdwijnt ten slotte ook. Daarom onthouden wij jaartallen, bestuderen wij oude dagboeken, akten en documenten, en daarom doen wij archeologische opgravingen. Ze brengen ons momenten die helder oplichten in een grijs verleden.
De regel die hier boven staat, is het begin van het vierde couplet van Wij knielen voor uw zetel neer: Hoe ras of traag de tijd verdwijnt, die dag zal zeker komen. (LvdK 213:4) Het is ook de eerste regel van de lezing uit Maleachi: Die dag zal zeker komen (Maleachi 3,19). Ikzelf heb deze woorden van Maleachi meegekregen van ds Max Enker toen hij mij in Zandeweer bevestigde: Maar voor jullie die mijn Naam vrezen, gaat de zon der gerechtigheid op; huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan, komen jullie naar buiten.

De opstanding
Het gaat over het heden: over wie de Naam vrezen, gaat de zon der gerechtigheid op. Maar het gaat ook over het heden in de opstanding. Opstaan doe je altijd in het nu, in ‘het heden der genade’, nooit in het verleden, niet in de toekomst. De opstanding die wij verwachten is het grote Nu. En je ziet met eigen ogen de zon der gerechtigheid opgaan.
In de Apostolische Geloofsbelijdenis belijden wij na de opstanding des vleses: een eeuwig leven. Het lijkt er op dat het eeuwige leven na de opstanding komt. Terwijl de eeuwigheidszondag er van uit lijkt te gaan, dat de eeuwigheid begint meteen na de dood. Hoe dan ook, wij leven in de verwachting van de voltooiing.
Wij branden van verlangen tot alles is voltooid (LB 807: 6).


Lees verder

GKW Week 45-2019

07-11-2019

DANK VOOR GEWAS EN ARBEID

Heleen Maat

Dankbaarheid  is een woord dat nadrukkelijk thuishoort in de kerk, en in de traditie van de kerk. Op bijzondere momenten in het leven wordt het nog wel eens gebruikt, op geboortekaartjes bijvoorbeeld; er is dankbaarheid wanneer er een kind is geboren. Het staat soms ook op rouwbrieven: dankbaarheid voor een goed en lang leven. Maar mensen kunnen ook heel andere associaties hebben bij het woord dankbaarheid. Want het is ook een woord uit de Heidelbergse Catechismus, een godsdienstleerboek uit de 16eeeuw. Daarin hoort het bij twee andere woorden. Er zijn vast velen onder u die het wel weten: ellende, verlossing en dankbaarheid. Niet iedereen denkt met vreugde terug aan de tijd waarin die Catechismus uit het hoofd geleerd moest worden. En dan kunnen er ook wat moeizame gedachten opkomen bij het woord ‘dankbaarheid’. Dankbaarheid, dat hoort bij een ernstige, of een moralistische opvatting van geloven. Een opvatting die je misschien allang achter je hebt gelaten. 

 

Wat betekent het om dankbaar te zijn? Om een antwoord op die vraag te vinden is het aardig om toch de Heidelbergse Catechismus in te zien. De terminologie ervan is ons vreemd geworden. Dat is niet verwonderlijk; die hoort thuis in een bepaalde tijd, de tekst is van eeuwen her. De taal is niet meer de taal die wij spreken; de wijze van geloven is niet meer die van ons. Dat is geen ernstige constatering. Het is zoals de dingen gaan: de tijd gaat voort, mensen veranderen en taal en geloof veranderen daarin mee. Maar het is goed om verder te kijken en eens na te gaan wat er achter de oude woorden verborgen zit, aan gedachten en ideeën, waarmee wij wellicht ons voordeel kunnen doen. 

Die woorden ellende, verlossing en dankbaarheid zijn niet zomaar opgenomen in de oude catechismus. Daaronder liggen gedachten die gaan over wie mensen zijn, hoe het leven verloopt, en ook wie God is. Aan de basis ervan ligt het idee dat mensen in hun leven een ontwikkeling doormaken. Mensen leven hun leven, maken van alles mee, en dat doet iets met hen. Mensen ontdekken wie zij zijn, ontdekken hun sterke en hun zwakke kanten. Je komt erachter bij wie je hoort, op wie kunt vertrouwen en op wie niet. En wat je gelooft, hobbelt daarin mee; ook geloof ontwikkelt zich in een mensenleven. Kortom, achter de traditionele woorden uit de catechismus ligt de gedachte dat mensen zich ontwikkelen, en dat zij daarover nadenken.  De woorden gaan over de bezinning op je eigen spirituele ontwikkeling, en dat klinkt dan weer verrassend eigentijds. 

 

Bezinning op de eigen spirituele ontwikkeling, daarbij gaat dan om vragen als, hoe hebben mijn levenservaringen mij gevormd? Hoe hebben mijn ervaringen met mensenmij gevormd? En hoe mijn ervaringen met God, wie of wat dat dan ook is?  Wat moest ik loslaten, wat moest ik overwinnen? Wat heb ik geleerd, misschien wel door schade en schande? Bezinning op de eigen spiritualiteit draait om de vraag, hoe ben ik geworden wie ik ben? Die bezinning is aan de orde in de catechismus, en in dat licht kunnen we kijken naar de betekenis van, dank, en dankbaarheid. Dankbaarheid is de emotie die hoort bij ervaringen die meer zijn dan het gewone, ervaringen dat het leven je meer heeft gebracht dan  je had gedacht, of durven denken, of kunnen denken. Dankbaarheid hoort bij momenten waarop het leven beter is, mooier, dan dat je je kon voorstellen; momenten van verwondering of verrassing. Het getuigt ook van inzicht; het is verbonden met inzicht in het eigen leven, de eigen rol erin, maar ook het besef dat je niet alles onder controle hebt of het leven naar je hand kunt zetten. 

In de kerk zijn we gewoon om in de herfst te danken ‘voor gewas en arbeid’. Steeds meer is er wat verlegenheid rond de dankstonden. Vroeger was het danken voor het gewas vanzelfsprekend; immers, God was het die de schepping onderhield, en de geschiedenis bestuurde. Voor mensen van deze tijd is dat geloof problematisch geworden. Het wetenschappelijk denken heeft ertoe geleid dat mensen heel anders tegen deze dingen zijn gaan aankijken. Dat wil echter niet zeggen dat dank niet meer in het plaatje zou passen, of dat dankbaarheid voor de oogst een achterhaald verschijnsel zou zijn. Dank voor de oogst bepaalt je bij de vraag wie je bent als mens, en hoe je omgaat met de aarde. De dankstond voor het gewas kan zo een moment van spirituele bezinning zijn op de plaats van de mens in de schepping.

Lees verder

GKB week 43-2019

25-10-2019

VERGANKELIJKHEID

Henk Pol

De herfst laat zien hoe vergankelijk alles is: bladeren kleuren, en sterven af; rozen bloeien minder uitbundig; bloemen worden steeds kleiner, totdat bloei uitblijft; de hortensia kleurt naar het rood van sedum. Herfst herinnert ons aan sterven, vergankelijkheid. De wet van de natuur is de wet van de cirkel: opgaan, blinken en verzinken. In Genesis 11 wordt dat bijna spreekwoordelijk benoemd: een mens wordt geboren, verwekt een zoon, leeft en sterft. Dat Sarah onvruchtbaar is, is meer dan biologische info. Wil in de natuur geschiedenis gemaakt worden, dan zullen woorden van God moeten klinken. Daarom staat er geschreven: en God sprak tot Abraham (Gen. 12:1)

Begin november

Dan viert de kerk Allerheiligen, Allerzielen (op 1 november, resp. 2 november), dagen, geleend van de Rooms-Katholieke traditie, dagen die vergankelijkheid lijken te verkondigen. Bijna als een memento mori, gedenk te sterven. Toch is dit niet de oorspronkelijke achtergrond. In een meer traditionele Rooms-Katholieke geloofsleer was Allerheiligen een viering ter ere van alle heiligen, een ieder die in de hemel is. Het ging in eerste instantie om martelaren (oorspronkelijk gevierd op de eerste zondag na Pinksteren). In de negende eeuw werd het feest verplaatst naar 1 november en kregen de martelaren gezelschap van andere heiligen, mensen met een voorbeeldige christelijke levensstijl. Allerzielen sluit aan op dat feest, dan valt de aandacht op alle gelovigen. Zij verblijven nog in het vagevuur. Er zal nog iets moeten gebeuren voor zij hemelingen zijn. Vanaf de 10eeeuw wordt er voor de doden een mis gelezen. Deze geschiedenis ligt nu buiten ons gezichtsveld. Met de hemel hebben velen moeite, laat staan met het vagevuur. De gedachte dat het bij Allerzielen om alle gelovigen gaat en dat er een verbinding met de dood is, blijft hangen.

Religieuze feesten en gedenkdagen

De meeste van onze feesten hebben meerdere aspecten. Vaak speelt de natuur een rol. Daarbij gevoegd: een godsdienstige inhoud. Voorbeeld: ons kerstfeest, midden in de winter, nabij de kortste dag. Symbolen en liederen verwijzen naar het donker, naar terugkeer van het licht, naar verlangen naar nieuw leven. Jezus wordt geboren vanuit en in het donker. Hij is het nieuwe licht, Licht der wereld. Christelijke feesten combineren natuur en godsdienstige inhoud. De kerstboom staat naast de kribbe (voederbak). Joodse feesten hebben een dimensie die wij niet kennen. Een moment uit de (godsdienstige) geschiedenis koppelt zich aan natuur en godsdienst. (zie verder, W. Zuidema, Gods partner. Ontmoeting met het jodendom, Baarn 1977, blz. 110).

Paulus

Hij schrijft zijn brieven naar antieke gewoonte: begin met introductie van zichzelf, daarna aan wie hij schrijft, en dan de goede wensen. Mooi voorbeeld: Romeinen 1, een brief aan de gemeente in Rome die Paulus niet persoonlijk kent. Zes verzen heeft hij nodig om zichzelf te typeren als dienstknecht van Jezus Christus. In vers 7 noemt hij de leden van de gemeente ‘geroepen heiligen’ en wenst hen genade en vrede toe. M. n. dat aanduiden van die gemeenteleden als heiligen is in het verband van dit artikel interessant. Elk lid kan heilige genoemd worden. Om heilige te zijn is geen bijzondere kwalificatie nodig. Zelfs het zijn van een groot voorbeeld in leven en geloof is niet noodzakelijk om als heilige aangeduid te worden.

Gedenken van hen die ons zijn voorgegaan

In Protestants Nederland wordt op verschillende momenten aandacht besteed aan  hen die in de kring van de gemeente gestorven zijn. 

Een eerste moment: dienst van Oudejaarsavond, gekenmerkt door weemoed vanwege vergankelijkheid. Merkwaardig trouwens, omdat Oudejaarsavond als markering van het eind van het kalenderjaar midden in de kerstkring valt. De volgende dag, 1 januari, is in de kerk niet alleen Nieuwjaarsdag, veelmeer het feest van de naamgeving van het Kerstkind.

Een tweede moment: de laatste zondag van het kerkelijk haar, tegenwoordig veel gebruikt.  Werd op de Oudejaarsavond sterven en vergankelijkheid beladen met een sfeer van weemoed, de laatste zondag benadrukt ‘eeuwigheid’. Daarom heet deze zondag wel ‘Eeuwigheidszondag’. De laatste drie zondagen van het kerkelijk jaar (dit jaar 10, 17 en 24 november) worden zondagen van de voleinding genoemd. Het laatste, het eschaton, komt in het vizier: in de Rooms-Katholieke traditie sinds de twintigste eeuw het feest van Christus Koning geheten. Het gedenken van onze gestorvenen op deze zondag geeft het sterven een ondertoon van glorie. Soms worden de gestorvenen gezien als hemelingen. Dat kan troost bieden. Maar het betekent ook dat zij niet meer bij ons leven horen. Hoezeer sterven ook afscheid is, het betekent zéker niet dat zij uit ons leven verdwenen zijn. Integendeel. Ze zijn nog steeds maar al te vaak aanwezig in ons leven, zij het dan onder de aanwezigheid van het gemis. Het zien van onze gestorven geliefden onder het voorteken van glorie en van het laatste kan troostrijk, maar ook onbarmhartig zijn. Het gemis mag niet buiten beschouwing blijven. Juist omdat wij – om een woord van Dietrich Bonhoeffer te citeren – niet leven in het laatste, maar in het voorlaatste.

Dat brengt ons bij een derde moment van gedenken: de eerste zondag van november, in de buurt van Allerheiligen en Allerzielen. Dit moment benadrukt vergankelijkheid en gemis (sterven) maar ook blijvende verbondenheid. Wij weten ons verbonden met hen die ons voorgingen. Zij blijven inspireren. Ondanks gemis kunnen dankbare herinneringen de boventoon voeren. Begin november: moment waar dood en leven elkaar raken. Misschien het overwegen waard: in de kring van de gemeente op de eerste novemberzondag de namen noemen van hen die gestorven zijn.

 

Henk Pol (Zuidhorn) is emeritus predikant; hij is lid van het redactieteam 

Lees verder

GKB Week 41-2019

09-10-2019

Levensreis

Eddy Mul

De redactie van dit blad heeft mij bij monde van de hoofdredacteur gevraagd of ik zou willen toetreden tot het redactieteam van de Protestantse Kerkbode. Voorzichtig heb ik daar ja op gezegd. Daarna kwam al spoedig de vraag of ik een artikel voor de voorpagina wilde schrijven; ik zou mij daarin tevens kunnen voorstellen. Tja, dan kun je niet meer terug.  

Oosterwijtwerd.  

Afgelopen zomer was ik op een doordeweekse dag in de kerk van Oosterwijtwerd voor het bespelen van het orgel tijdens een viering met ongeveer 40 Duitse kinderen, die ergens in onze provincie vakantiekamp hadden. Er werden enkele Taizé-liederen gezongen, terwijl een van de kampleden op de fluit begeleidde. Alle kinderen kregen persoonlijk een zegen van de pastor en begeleider van de groep en het geheel was bijzonder indrukwekkend, vooral omdat zoiets met mensen in de leeftijd van pakweg tien tot zestien jaar goed mogelijk bleek te zijn. Zelfs werd een paar keer het orgelspel aangekondigd, waar met aandacht en in stilte naar geluisterd werd. Dat was voor mij een bijzondere ervaring; anno 2019 is het in Nederland niet vanzelfsprekend dat vieringen met aandacht en concentratie plaatsvinden. In het koor van de kerk was een groot zeildoek uitgerold, dat de hele vloeroppervlakte bedekte. Op het doek was een heus labyrint afgebeeld, waar je door heen kon lopen. Dat was nieuw voor mij. Zonder schoenen aan kon je het afgebeelde pad volgen naar het centrum toe, en dan vervolgens weer de weg terug naar buiten. Aan de rand van het koorgedeelte kon dan een kaarsje worden aangestoken. Het geheel ademde een zeer meditatieve sfeer. De Duitse kinderen liepen met overgave deze weg door het labyrint. 

 

Labyrint

Wat is een labyrint? De voorzitter van de plaatselijke beheerscommissie van de kerk mevrouw Marika Meijer (ook werkzaam als pastor in de gezondheidszorg) vertelt dat het een duizenden jaren oud fenomeen is en in vele culturen over de hele wereld voorkomt. In de Middeleeuwen wordt het in de vloeren van kerken en kathedralen gelegd, als een symbolische pelgrimage naar Jeruzalem. Je zou kunnen zeggen: een labyrint staat symbool voor een pelgrimstocht of je levensreis. Op  je levensweg kom je alle mogelijke verlangens en emoties tegen: pijn, wanhoop, verdriet, vreugde, onzekerheid enz. Je ziet het onder ogen, niets hoeft  worden geforceerd; er hoeft niet te worden gepresteerd. Je gaat een weg van vertrouwen. De weg naar het centrum, naar binnen, is een tocht naar je bestemming, je diepste wezen, naar God. In Oosterwijtwerd wordt op de laatste vrijdag van de maand en het daaropvolgende weekend het labyrint uitgerold, voor ieder die wil komen. De kerk is het hele jaar elke dag open. Een half jaar geleden is bovendien aan de westzijde van de kerk een labyrint aangelegd. 

Tijdens mijn tweede bezoekje aan de kerk van Oosterwijtwerd heeft Marika verteld hóe je door het labyrint, in dit geval het buitenlabyrint wandelt: langzaam, je gedachten loslatend, niets hoeft, tussendoor kun je even stilstaan…… 

Natuurlijk heb ik het geprobeerd; langzaam lopen bleek nog niet zo eenvoudig te zijn. Verdieping, bezinning, onthaasting en onafhankelijkheid zijn op het labyrint op een speelse manier te oefenen. En kinderen hebben zowel plezier als aandacht voor deze vorm van spiritualiteit, zo ervoer ik.      

 

Redacteur

Ik kom op mijn nieuwe taak: redacteur zijn van deze kerkbode. In het computertijdperk is het verschijnen van een papieren tijdschrift of krant niet meer vanzelfsprekend. De genoemde bezinning, verdieping en onafhankelijkheid zijn tevens belangrijke eigenschappen van dit tijdschrift en dan met name door de toepassing ervan op de lezers in onze eigen provincie. Liturgie, muziek, geschiedenis en kennis van ons buurland Duitsland zijn terreinen die ik vanuit de bovengenoemde waarden in dit tijdschrift op bescheiden manier wellicht mede vorm kan geven. Wij allen hebben op onze levensreis een geestelijk centrum nodig. Ik hoop dat dit blad in de toekomst er mede voor zorgen kan, dat wij op onze levensweg ons goed kunnen oriënteren.  Dat wil letterlijk zeggen: ons richten naar het oosten (Oriënt), waar de zon opgaat, naar Christus, het Licht van de wereld. Ik wens ons allen een gezegende levensreis toe. 

Lees verder

GKB week 39-2019

03-10-2019

Nachtwacht en Bijbel
Jan L. de Jong. 

In het Rijksmuseum in Amsterdam wordt een groot project uitgevoerd, dat ter plaatse en via sociale media rechtstreeks is te volgen: de restauratie van Rembrandts beroemde Nachtwacht. Men probeert het schilderij in de oorspronkelijke luister te herstellen maar stuit daarbij op verschillende problemen en vragen. Om te beginnen zijn er aan de zijkanten van het schilderij ooit een paar stukken afgesneden. Die stukken zijn verloren gegaan, waardoor het schilderij nooit meer in zijn oorspronkelijke staat kan worden hersteld. Evenmin valt ongedaan te maken dat de verf in de loop der eeuwen is verkleurd. Bovendien is het schilderij een paar keer ernstig beschadigd. Moeten de sporen daarvan worden weggewerkt, of moeten die als een soort litteken zichtbaar blijven, omdat ze horen bij de geschiedenis van het schilderij? Maar zelfs als het schilderij in de oorspronkelijke vorm kan worden hersteld, dan nog zouden wij het niet zien zoals men het zag in 1645. Het schilderij hangt immers niet meer op dezelfde plaats en we zien het nu letterlijk in een ander licht, nl. elektrisch licht in plaats van dag- of kaarslicht.

Wat voor de Nachtwachtgeldt, geldt ook voor de Bijbel. In de loop der eeuwen heeft het boek onherstelbare beschadigingen opgelopen. Sommige tekstgedeeltes zijn in de periode vóór de boekdrukkunst verkeerd overgeschreven en daardoor nauwelijks meer begrijpbaar. Andere gedeeltes zijn verloren gegaan. Kort geleden is een gedeelte van het boek Jesajateruggevonden, maar nu is de vraag: hoe en op welke plaats past dit gedeelte in het boek? Moeten we de teruggevonden stukken nu invoegen of het boek onvolledig laten, als een litteken van zijn geschiedenis? Wat betekent het dat we eeuwen lang het boek Jesajain onvolledige vorm hebben gelezen? En zelfs als we de Bijbel in de oorspronkelijke vorm zouden kunnen herstellen, is de vraag: kunnen wij, na twee duizend jaar of langer, de Bijbel nog wel lezen en begrijpen zoals de mensen uit de tijd waarin de Bijbel werd geschreven? Lezen wij de Bijbel nu niet in een heel ander licht, net zo als wij de Nachtwacht nu zien in een heel ander licht? 

Het antwoord is kort en duidelijk: ja. Doordat wij in andere omstandigheden leven, met andere kennis en andere gewoontes, lezen wij de Bijbel en zien wij de Nachtwachtop een andere manier dan mensen uit de tijd waarin de Nachtwachtwerd geschilderd en de diverse boeken van de Bijbel werden geschreven. Is dat een probleem of tekortkoming? Kunnen we daardoor de Bijbel niet meer begrijpen? 

Het besef dat de Bijbel een geschiedenis heeft en met ‘littekens’ aan ons is overgeleverd, moet ons er allereerst voor behoeden dat we met grote stelligheid beweren dat ‘zus of zo’ letterlijk in de Bijbel staat. Misschien hebben de woorden ‘zus en zo’ wel een geschiedenis of zijn ze nooit precies op die manier opgeschreven. Daarom is het goed dat predikanten worden opgeleid met verstand van de taal van de Bijbel en kennis van de totstandkoming en overlevering ervan, zodat zij niet – zoals sommige Evangelische geloofsverkondigers – met Bijbelteksten strooien zonder degelijke achtergrondkennis. Verder is het belangrijk te beseffen dat we niet kunnen verwachten dat de Bijbel kant-en-klare antwoorden en oplossingen biedt voor vragen en problemen die vroeger niet bestonden. Een ondubbelzinnige mening over bijvoorbeeld euthanasie valt in de Bijbel niet te vinden, omdat men in Bijbelse tijden de kennis niet had om zwakke of oude mensen langdurig in leven te houden. De vraag naar actieve, ‘humane’ levensbeëindiging bestond simpelweg niet.   

 

Maakt dat de Bijbel een ouderwets boek waar we weinig meer aan hebben? Allerminst! Net zo goed als de Nachtwachtnog steeds bewonderaars trekt (nu zelfs meer dan ooit tevoren) en nog altijd een bron van inspiratie voor moderne kunstenaars is, biedt de Bijbel veel wijze woorden en kostbare gedachten over zaken waarop we het zicht zijn kwijtgeraakt in de kippendrift van het huidige, ‘moderne’ bestaan. De Bijbel leert ons over leven metelkaar in plaats van langs elkaar heen. Want ook al weten we wel heel veel van elkaar dankzij onze moderne communicatiemiddelen, we kennen elkaar nauwelijks. Waar in de maatschappij van nu alles erop is gericht om een rijkermens te worden, leert de Bijbel ons hoe we een betermens kunnen worden. En waar we tegenwoordig proberen zo veel mogelijk te doen in zo weinig mogelijk tijd en we onszelf voorbij rennen op jacht naar succes, leert de Bijbel ons dat het de mens weinig baat als hij (of zij) de wereld wint maar schade lijdt aan zijn ziel. 

De Bijbel is letterlijk niet van onze tijd: de tekst is lang geleden tot stand gekomen in een wereld die er heel anders uitzag. Maar dat maakt niet dat we de Bijbel terzijde kunnen schuiven omdat die voor hedendaagse mensen niets meer betekent, net zo min als we de Nachtwachtvoorgoed in het depot van Rijksmuseum hangen omdat er mensen in ouderwetse kleren op staan. Juist omdat de Nachtwachten de Bijbel uit een andere tijd en cultuur stammen, kunnen zij ons een andere kijk op het leven bieden en onze ogen openen voor zaken waar we nu een blinde vlek voor hebben. 

Jan L. de Jong (Groningen) is kunsthistoricus; hij is lid van het redactieteam

Lees verder

GKB week 37-2019

11-09-2019

Tranen over de Brexit  
Harmen Jansen

Engeland drijft steeds verder van ons weg. Nog even en met een no-deal-brexit valt de deur naar de Europese Unie waarschijnlijk met een harde klap in het slot. De gevolgen zijn niet alleen economisch en wat meer hinder aan de grens. Nog voordat het zover is het al traumatisch. Zouden de Europese kerken van het vasteland het Britse volk niet publiekelijk moeten oproepen om het tij te keren?  

Op vakantie in Engeland en Wales waren we net anglofiel aan het worden. Op de dag van onze oversteek terug nam de premier die niet alleen met zijn haardos lijkt op de Amerikaanse president Trump het stokje over van mevrouw May. Ik mijmer op de boot. Wat zou het effect zijn als Europese kerkleiders samen een paginagrote advertentie in de grote Britse kranten zouden publiceren: ‘Let us stay together!’ Laten we bij elkaar blijven! Moeten op zo’n kantelpunt in onze geschiedenis de kerken zich niet luid laten horen? 
Justin Welby, de aartsbisschop van Canterbury en leider van de Anglicaanse Kerk, vindt dat Europa niet in gevaar gebracht wordt. Zijn Kerk heeft zich niet publiekelijk over de zaak uitgesproken, want dat ligt moeilijk. De bisschoppen waren persoonlijk tegen het verlaten van de EU en hebben zich individueel wel in het publieke debat gemengd. Maar een peiling wees uit dat de 66 % van de kerkleden eruit willen. Mogelijk hebben die cijfers te maken met de vergrijzing van de kerken. Jonge Britten wilden in meerderheid blijven, ouderen het omgekeerde. 

Er staat een paard bij de kerk
Het zakje spinazie in de Britse supermarkt kwam van een Nederlandse boer. Waarschijnlijk was het pas de vorige dag gesneden en verpakt. In zo’n typisch Brits oud landhuis met buiten een prachtige border en in de verte een roedel beagles, stonden we zomaar oog in oog met oud-Hollandse meesters die daar al eeuwen hingen. Zeegezichten, een schaatstafereel en zelfs de Leeuwarder Jacobijnerkerk met sneeuw op het dak. We hebben als zeevarende naties aan weerskanten van de Noordzee een lange geschiedenis met elkaar. We hebben allebei een koningshuis met Duitse oorsprong. De Britten zijn nog meer onze buren dan het land van Angela Merkel. 
Op het terrein van de kathedraal van Canterbury staat een houten paard. Het werkstuk van jonge kunstenaars is een monument voor de miljoenen omgekomen paarden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Twee keer hebben de Britten ten koste van veel bloed het vasteland uit een vreselijke oorlog geholpen. En we delen ook de lelijke geschiedenissen van slavenhandel, een overzees koloniaal rijk en de moeite om daarmee in 1947/’48 op te houden. 

A.A. van Ruler
Vlak na de oorlog sprak de orthodox-protestantse theoloog A.A. van Ruler  de wens uit van de vorming van de Verenigde Staten van Europa, omwille van ‘het energieke zelfverweer van den christelijk-europeeschen geest’. 

Hij sprak vaak positief over ‘het gemenebest’, het gemeenschappelijk beste dat door de werking van het Evangelie in Europa tot stand gekomen was. Scheiding van kerk en staat betekent niet dat staat en politiek geen onderwerp van bezinning, debat en gebed zijn in de kerk en de theologie. En aan de vorming van de Europese Gemeenschap als eerste stap van eenwording hebben vooraanstaande christendemocraten uit verschillende landen sterk bijgedragen. Het doel is nooit alleen maar economisch geweest. Europa betekent belangrijke gemeenschappelijke waarden die gezamenlijke opdrachten zijn. Het staat in de basisformule. Europa betekent daarom niet alleen stedenbanden en gezamenlijke wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s, het is ook gezamenlijke noodhulp, ontwikkelingssamenwerking, milieumaatregelen, sociale programma’s. En belangenverstrengeling is een belangrijk wapen tegen de uitbarsting van geweld en oorlog. Niet dat nationalisme altijd tot oorlog leidt, maar oorlogen in Europa kwamen meestal wel uit nationalisme voort. De spanningen tussen  de vier landen op de Britse eilanden nemen dan nu ook weer toe. 

‘Als het visioen ontbreekt, verwildert het volk.’ 
En de Europese Kerkenconferentie sprak zich ook al uit! In 2016. ‘De eenwording van het grootste deel van Europa in vrede en vrijheid na de Tweede Wereldoorlog en voor het eerst sinds de Middeleeuwen, is een grote historische verworvenheid.’ De niet geringe problemen waarmee Europa te kampen heeft werden ook genoemd. Migratie, te gebrekkige vormen van democratie, te stroperige besluitvormingsprocessen, klimaatcrisis, vertrouwenscrisis tussen bevolkingsgroepen en politiek. Maar dat zijn dan uitdagingen. De verklaring riep op tot ‘herbevestiging van het Europese project als bouwen aan een gemeenschap van waarden.’ 

Volkerenmaaltijd op de berg
De Bijbel reikt het visioen aan van volkeren die van alle kanten komen aanliggen aan een maaltijd op de Berg. Samen tafelen betekent een uitwisseling van goederen en diensten.  Er staat niet dat de volkeren aan één tafel nooit meer onenigheid hebben. Bij maaltijden gaat het er vaak dynamisch aan toe. Terwijl er boven de tafel stekeligheden worden uitgedeeld, wordt er onder de tafel soms voetje gevreeën of een blauwe plek geschopt. Maar juist ‘gedoe’ kan ook deel uitmaken van het creëren van duurzame relaties. Als de nood aan de man is staan juist kibbelende families vaak samen heel sterk.  
De Britten verbreken een kostbare tafelgemeenschap. De manier waarop het gaat is verschrikkelijk. Met leugens van de eigen politici, nationalistisch tromgeroffel, populistisch inspelen op onderbuikgevoelens, buitenlandse bemoeienis van Russische en Amerikaanse leiders. Een belangrijk, uniek historisch project wordt doelbewust verzwakt. Ja, Europese kerkleiders zouden samen de alarmbel wel mogen luiden. 

Ds. Harmen Jansen is predikant in Winsum-Halfambt

Lees verder