GKW week 47-2019

De laatste zondag

Klaas Pieterman

De voltooiing
Er zijn zo veel laatste zondagen in een mensenleven. En altijd als je aan zo’n laatste zondag terugdenkt, overvalt je de weemoed. Of soms komt het verdriet weer boven. Of toch ook: het geluk van toen golft zacht door je lichaam.
De laatste zondag van het kerkelijk jaar is anders, die laat je niet achterom kijken, maar juist vooruit, naar de voleinding, wanneer alles is voldragen en voltooid.
Het kerkelijk jaar eindigt eind november. En op de Eerste zondag van Advent begint het nieuwe kerkelijk jaar.
Ooit was het anders. In ‘december‘ hoor je het getal 10; denk aan decimeter, decameter, decibel. November is de negende maand, oktober de achtste, denk aan octaaf en octopus. De elfde maand is januari, de twaalfde is februari. In een schrikkeljaar wordt de extra dag daarom ook toegevoegd aan de laatste maand: februari. Toen deze telling in zwang was, begon het nieuwe jaar op 1 maart. Het had gekund dat het kerkelijk jaar met Pasen begon, het grote feest van de opstanding, nieuw leven.
Maar zo is het niet gelopen. Kerstfeest werd het bijzondere feest van God die incognito onder mensen komt wonen, in de gestalte van een mens. Het werd vastgesteld op 25 december. Het Kerstfeest heeft uiteindelijk de Nieuwjaarsdag naar zich toe getrokken: Nieuwjaarsdag valt op de Achtste Kerstdag, de dag waarop de naam van het kerstkind hardop werd uitgesproken (Lucas 1,21).
Toen het aantal Adventszondagen op vier werd gesteld, vielen de laatste zondagen van het kerkelijk jaar half november. Dat is als het buiten gruwelijk kan stormen, takken van bomen knappen en pannen van het dak af vliegen. Net dan leest de kerk van de voltooiing.
Niets is echt af en volmaakt. En aldoor weer worden dingen vernield, mensen gekneusd, dieren, planten en bomen beschadigd. En toch wordt het ons aangezegd dat wij toeleven naar de voltooiing van alles.

De verwachting
Van de laatste zondag van het kerkelijk jaar naar de Advent is een overgang die geen overgang is. De laatste zondag helpt ons te verwachten dat ooit alles zal zijn voltooid. Maar Advent is toch ook verwachten. Het is verleidelijk om in de Adventstijd te luisteren naar Israëls profeten die de Messias verwachten en dan op het Kerstfeest te zingen van ‘Davids Zoon, lang verwacht, is geboren in Betlehems stal’. Alsof daarmee aan de verwachting een einde gekomen is.
Mét Israël verwachten wij de Messias, alleen noemen wij zijn komst Wederkomst.

Totenfest
In mijn oude Lutherbijbel van 1906 staat bij het leesrooster de aantekening (vertaald): Op de zondag waarop het Totenfest gevierd wordt, worden de lezingen aangehouden die aangegeven zijn voor de 27ste zondag na Trinitatis.
Die lezingen zijn: Matteüs 25,1-13 en II Thessalonicensen 5,1-11. Luther heeft in zijn leesrooster geen lezingen uit het Oude Testament. Maar wat opvalt, is de naam Totenfest. Die aanduiding voor de laatste zondag van het kerkelijk jaar komt van de Pruisische koning Frederik Willem III. Die bepaalde in 1816 dat in zijn gebied de laatste zondag een ‘algemeen Christelijk feest ter herinnering aan de overledenen’ moest zijn. En tegelijk was deze dag een herdenking van de gesneuvelde soldaten. Omdat wij bij ‘feest’ niet meer denken aan ernst, plechtigheid en stemmig zwarte kleding, wordt de laatste zondag nu ook wel Ewigkeitssonntag genoemd, de gangbare naam voor deze zondag. Overigens zijn er meer momenten in de kerkdienst waarin wij denken aan hen die van ons zijn heengegaan. In de voorbeden, ook bij het avondmaal als het tafelgebed gebeden wordt ‘samen ook, lieve God, met onze doden die wij uit handen hebben moeten geven en die wij voor U en voor elkaar gedenken.’ (Dienstboek p. 238).

Hoe ras of traag de tijd verdwijnt
De tijd verstrijkt niet alleen, ze verdwijnt ten slotte ook. Daarom onthouden wij jaartallen, bestuderen wij oude dagboeken, akten en documenten, en daarom doen wij archeologische opgravingen. Ze brengen ons momenten die helder oplichten in een grijs verleden.
De regel die hier boven staat, is het begin van het vierde couplet van Wij knielen voor uw zetel neer: Hoe ras of traag de tijd verdwijnt, die dag zal zeker komen. (LvdK 213:4) Het is ook de eerste regel van de lezing uit Maleachi: Die dag zal zeker komen (Maleachi 3,19). Ikzelf heb deze woorden van Maleachi meegekregen van ds Max Enker toen hij mij in Zandeweer bevestigde: Maar voor jullie die mijn Naam vrezen, gaat de zon der gerechtigheid op; huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan, komen jullie naar buiten.

De opstanding
Het gaat over het heden: over wie de Naam vrezen, gaat de zon der gerechtigheid op. Maar het gaat ook over het heden in de opstanding. Opstaan doe je altijd in het nu, in ‘het heden der genade’, nooit in het verleden, niet in de toekomst. De opstanding die wij verwachten is het grote Nu. En je ziet met eigen ogen de zon der gerechtigheid opgaan.
In de Apostolische Geloofsbelijdenis belijden wij na de opstanding des vleses: een eeuwig leven. Het lijkt er op dat het eeuwige leven na de opstanding komt. Terwijl de eeuwigheidszondag er van uit lijkt te gaan, dat de eeuwigheid begint meteen na de dood. Hoe dan ook, wij leven in de verwachting van de voltooiing.
Wij branden van verlangen tot alles is voltooid (LB 807: 6).